maandag 2 juni 2014

Blogopdracht 4

Gedicht uit blog 1: Werkster - Gerrit Achterkamp

Zij kent de onderkant van kast en ledikant, 

ruwhouten planken en vergeten kieren,
want zij behoort al kruipend tot de mieren,
die voortbewegen op hun voet en hand.

Zij heeft zichzelve aan de vloer verpand,

om deze voor de voeten te versieren,
van dichters, predikanten, kruidenieren,
want er is onderscheid van rang en stand.

God zal haar eenmaal op Zijn bodem vinden,

gaande de gouden straten naar Zijn troon,
al slaande met haar stoffer op het blik.

A Vorm
Dit gedicht heeft een omarmd rijmschema. Er zijn 3 strofen, de 1e 2 strofen zijn kwatrijnen en de laatste strofe is een terzinen. Er is zowel sprake van medeklinker-rijm (vb is gaande-gouden) als van klinkerrijm (vb is slaande-haar). 


B Inhoud
Er is sprake van beeldspraak, 1 daarvan is: 'zij behoort al kruipend tot de mieren'. Hierbij wordt 'Zij' vergelijken met 'de mieren', want daar behoort ze tot. Ook 'gouden straten' is beeldspraak, in werkelijkheid zijn straten niet goud. Dit kan ook een soort hyperbool zijn, omdat ze overdrijven over hoe mooi deze straten zijn.
Er zitten tegenstellingen in dit gedicht, zoals hand-voet. Maar er komt ook een tautologie in voor, namelijk: rang-stand. Dit betekent hetzelfde, maar wordt toch 2 keer gezegd, waarschijnlijk om dit iets te benadrukken.


C Beoordeling
Ik vind dit een mooi gedicht, het is erg origineel en ik ga me afvragen door dit gedicht wie die 'Zij' is waar de dichter over praat. Ik vind het taalgebruik wel ouderwets, zoals het woord zichzelve. 



Gedicht uit klassenbundel: Stadgenoot
Hij is het licht vergeten
en het gras vergeten
en al die kleine levende kevertjes
en de smaak van water en het waaien

hij is de geur vergeten
van het hooi de grijze vacht van de schapen
de varens de omgelegde aardkluiten

zijn binnen is geen nest zijn buiten
geen buiten zijn tuin een vaas

hij is ook
de bliksem vergeten de rauwe
hagel op zijn voorhoofd

hij zegt niet: graan meel  brood
hij ziet de vogels niet weggaan
en de sneeuw niet komen

Hij zal bang en verongelijkt doodgaan.

A. Vorm
Dit gedicht heeft geen duidelijk rijmschema. Het bestaat uit 6 strofen, waarvan er 3 strofes terzinen zijn. Er is hier wel sprake van halfrijm, namelijk: buiten-tuin, dit is een klinkerrijm. 

B. Inhoud
Er worden in dit gedicht heel veel woorden herhaald. Het woordje 'hij' komt in veel strofen terug. Ook het woord 'vergeten' wordt een aantal keer herhaald. Er zitten een aantal tegenstellingen in dit gedicht, namelijk binnen-buiten. Er is hier ook sprake van beeldspraak, in de 4e strofe zie je namelijk staan: 'de bliksem vergeten de rauwe'. 'De bliksem' kan natuurlijk niet echt iets vergeten, want bliksem is geen levend wezen en kan niet iets 'vergeten' net als een mens dat kan. 'Hij' in dit gedicht wordt vergeleken met allerlei dingen. Hij is ook iets vergeten in het gedicht, maar wat, dat vertellen ze niet.

C. Beoordeling
Ik vind het een 'lelijk' gedicht, ik vind het altijd fijner klinken als gedichten rijmen, maar deze rijmt niet duidelijk. Ook worden een aantal worden veel herhaald en dat vind ik irritant. Ik ga me wel afvragen wie deze 'hij is' en waarom hij van alles is vergeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten